Katholieke Arbeidersjeugd
Archiefnummer: 857
Archiefnaam: KAJ
Sector: Jeugd
Soort archief: Instellingsarchief
Datering: (1944) 1945-1965 (1982)
Voor inzage
Zie ook de archivalia van Piet Winkelmolen en die van A.J. Meijer die vanaf 1963 nationaal aalmoezenier van de VKAJ en de KAJ was.
Plaatsingslijst en Rubriekenschema (pdf, 1,2 MB) vernieuwd augustus 2018
Ten geleide KAJ, VKAJ, KWJ
Katholieke Arbeidersjeugd (1944) 1945-1965 (1982), (Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd, Katholieke Werkende Jongeren in Nederland)
1 Geschiedenis van de archiefvormers
De organisatie van de arbeidersjeugd[1] vangt in 1868 aan met de oprichting van de Sint Jozefgezellenverenigingen in het bisdom Haarlem.[2] Deze organisatie werd nooit de arbeidersjeugdorganisatie die zij bedoelde te zijn: vooral de middenstandsjeugd was er lid van. Een echte arbeidersjeugdorganisatie werd in het bisdom Roermond opgezet. Daar richtte H.A. Poels in samenwerking met de RK Werkliedenvereeniging (RKWV) de organisatie De Jonge Werkman op. Zijn initiatief had meer succes en breidde zich ook uit over de andere Nederlandse bisdommen, met uitzondering van Haarlem. De Jonge Werkman telde in 1939 281 afdelingen met 9.000 leden.[3] De beide standsorganisaties waren overigens uitsluitend bestemd voor jongens - meisjes werden geacht niet in de fabriek te staan - en hielden zich voornamelijk bezig met de godsdienstige en zedelijke vorming van de arbeidersjeugd.
Sint Jozefgezellen en Jonge Werkman bleven bestaan tot 1941, toen de Duitse bezetters mèt de RKWV ook de jeugdorganisaties overnamen. Beide liepen vervolgens leeg door een massale opzegging van het lidmaatschap.
Na de oorlog werd besloten beide organisaties te laten opgaan in één organisatie: de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ), naar internationaal en vooral Belgisch voorbeeld geïnspireerd op de denkbeelden van mgr. J. Cardijn.[4] Al in 1947 had de KAJ 40.000 leden, aangeduid als 'kajotters'. Voor de vrouwelijke arbeidersjeugd richtte de Bredase priester F. Frencken in 1946 een vrouwelijke tak op: de Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd (VKAJ).[5] Deze stond aanvankelijk veel meer dan de KAJ onder clericale curatele, hetgeen al spoedig tot conflicten leidde. Na het overlijden van Frencken (1946) zag de VKAJ kans haar zelfstandigheid af te dwingen, en in 1955 werd zij door de bisschoppen erkend en voortaan ook door de Nederlandse Katholieke Arbeidersbeweging (KAB) (mede) gefinancierd.
De KAJ en de VKAJ ontplooiden activiteiten in de sfeer van het vormingswerk;[6] in de KAJ groeide daarnaast de aandacht voor de belangenbehartiging. In 1949 al had de KAJ het eerste conflict met de KAB toen zij pleitte voor hogere jeugdlonen. Ook kwesties als verbetering van de arbeidsomstandigheden en verlenging van de partiële leerplicht kwamen in het vizier.
Met de uitbreiding van de welvaart werd de KAJ hoe langer hoe meer een organisatie die vooral voorzieningen verschafte voor vrije-tijdsbesteding. De eensgezindheid nam af en de professionalisering van de organisatie deed afbreuk aan het beginsel van zelfwerkzaamheid van de leden. Een poging tot vernieuwing volgde in 1965, toen KAJ en VKAJ fuseerden tot Katholieke Werkende Jongeren in Nederland (KWJ). In plaats van per bisdom organiseerde men voortaan de afdelingen per district (en vanaf 1968 per coördinatiegebied), de band met de kerk verdween en ook niet-katholieke leden waren voortaan welkom.
Rond 1968 groeide verspreid in de organisatie de kritiek op de 'ontspanningsafdelingen' en werden vorming, bewustwording en belangenbehartiging weer hoog op de agenda geplaatst.[7] Een hoogtepunt was in dit opzicht de eerste landelijke demonstratie van werkende jongeren in 1969, namelijk op '1 November. Dag van de Werkende Jongeren'.
De spanning tussen de KWJ-oude stijl (ontspanning) en de KWJ-nieuwe stijl (actie) bleef echter bestaan. Ook een nieuwe statuten- en naamswijziging - in 'KWJ-beweging van werkende jongeren' - kon niets oplossen. Externe ontwikkelingen eisten nu echter alle aandacht: de voorgenomen fusie tussen het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV) en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV).
Ook het NVV had zijn eigen jongerenorganisatie in het NVV-Jongerencontact (NVV-JC), maar deze was veel minder zelfstandig dan de KWJ. De NVV wenste niet in zee te gaan met een jongerenorganisatie waarvan het de positie als 'half binnen - half buiten' typeerde. De verhouding zelf tussen KWJ en NVV-JC was bovendien - vooral vanwege het maatschappijkritisch activisme van de KWJ aan de ene kant en de vakbondstrouw van het NVV-JC aan de andere kant - niet erg goed.[8] De KWJ weigerde in eerste instantie zijn zelfstandigheid op te geven, hetgeen tot een breuk met het NKV - en daardoor tot grote financiële problemen - leidde. De KWJ werd verscheurd door interne problemen en onenigheid. Een gesprek met het NVV-JC bleek onvermijdelijk. In 1982 werden uiteindelijk de KWJ en het NVV-JC opgeheven en de 'Jongerenbeweging, verbonden met de FNV' opgericht.
2 Het belang en de waarde van de archieven
De geschiedenis van de (landelijke) KAJ en VKAJ en van de KWJ tot 1969 is inmiddels uitvoerig beschreven. Naar de verdere, zeer turbulente, ontwikkelingen binnen de KWJ is nauwelijks onderzoek gedaan.[9] Juist in deze jaren gaan de werkende jongeren een in het oog springende plaats innemen in landelijke discussies en acties met betrekking tot arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. Men denke aan acties rond het minimumjeugdloon, de jeugdwerkloosheid en de partiële leerplicht. Voor een geschiedschrijving van de arbeidsverhoudingen in Nederland in de jaren zeventig zijn de KWJ-archieven derhalve onmisbaar. Dankzij het feit dat niet alleen de landelijke archieven beschikbaar zijn voor onderzoek, maar ook de archieven van veel districten en coördinatiegebieden, is het mogelijk de activiteiten van de KWJ in deze zaken ook op lokaal niveau te onderzoeken.
Binnen het (Nederlandse) katholicisme is traditioneel altijd bijzonder veel aandacht geweest voor de jeugd. Hiernaar zijn inmiddels verschillende historische onderzoeken verricht.[10] Vrij algemeen komt uit deze geschiedschrijving het beeld naar voren van een sterke clericale leiding over de jeugdorganisaties tot in de jaren zestig.[11] In deze context is de zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid van de (V)KAJ, zowel ten opzichte van de kerkelijke leiders als ten opzichte van de KAB/NKV, een opvallend fenomeen. De invloed van de ideeën van mgr. Cardijn is daarin natuurlijk herkenbaar, maar dat deze organisatievorm ook in Nederland kon en mocht aanslaan zou als onderzoeksthema bijzonder de moeite waard zijn. Meer in het algemeen kan gesteld worden dat onderzoek naar de geschiedenis van de jeugdcultuur in Nederland, met name van de arbeidersjeugd, gebaat is bij een goede ontsluiting van de (V)KAJ- en KWJ-archieven.
3 Verantwoording van de inventarisatie
Tot voor kort waren de archieven van de KWJ en zijn voorgangers, de KAJ en de VKAJ, alsmede de archieven van de meeste diocesane bonden, districten en coördinatiegebieden - aanwezig op het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) te Nijmegen - slechts toegankelijk door middel van globale en vaak onnauwkeurige magazijnlijsten. De historicus J. Peet gaf in zijn dissertatie uit 1987 gedetailleerde en voor latere onderzoekers enige praktische informatie over de (moeilijke) toegankelijkheid van de KWJ-archieven op dat moment. Algemeen merkte hij op: "Vooral echter, zijn de toegankelijkheid en de bruikbaarheid van de genoemde archieven bepaald door de staat van ordening waarin zij zich bevinden. En op grond daarvan moet de toegankelijkheid van de meeste genoemde archieven in ruime zin als onvoldoende worden omschreven".[12]
In de periode november 1996 t/m december 1997 zijn - in het kader van het KDC Ontsluitingsproject 1997-2002 - de volgende archieven van de KWJ en zijn voorgangers[13] door middel van basislijsten nader ontsloten:
Archief van de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ) en Katholieke Werkende Jongeren in Nederland (KWJ)
omvang: 128 strekkende meter
periode: 1945-1974
Archief van de Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd (VKAJ)
omvang: 14 strekkende meter
periode: ca. 1945-1969
Archief van de KAJ - aartsbisdom Utrecht
omvang: 12 strekkende meter
periode: ca. 1945-1971
Archief van de KAJ - bisdom Breda
omvang: 26 strekkende meter
periode: 1930-1971
Archief van de KAJ - bisdom Rotterdam
omvang: 7 strekkende meter
periode: 1953-1969
Archief van de KWJ - district Breda
omvang: 9 strekkende meter
periode: ca. 1950-1980
Archief van de KWJ - district Overijssel
omvang: 3 strekkende meter
periode: 1972-1980
Archief van de KWJ - district Roosendaal
omvang: 11 strekkende meter
periode: ca. 1945-1970
Archief van de KWJ - district Terneuzen
omvang: 6 strekkende meter
periode: ca. 1970-1976
Archief van de KWJ - district Utrecht
omvang: 3 strekkende meter
periode: 1979-1982
Archief van de KWJ - coördinatiegebied Breda-Zeeland-Roosendaal
omvang: 16 strekkende meter
periode: ca. 1968-1980
De totale omvang van deze archieven bedroeg vóór inventarisatie 235 strekkende meter. Op 8 oktober 1997 werden aanvullingen op het archief van de landelijke KWJ, op verschillende archieven van districten en coördinatiegebieden, alsmede het archief van het district Noord-Holland, ontvangen. Dit materiaal was afkomstig van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam. De omvang van deze zending bedroeg vóór inventarisatie 24 strekkende meter. De totale omvang van de bewerkte archieven bedroeg 259 strekkende meter.
De archieven zijn voortaan toegankelijk door middel van basislijsten. In grote lijn is hierbij uitgegaan van een nauwkeurige beschrijving van de basisdocumenten (de ruggengraat) van de archieven, naast meer globale, trefwoordachtige beschrijvingen van de overige documenten.
Bij de inventarisatie van de archieven is zoveel mogelijk rekening gehouden met de gebruikte oude orde van de archieven. De archieven van de landelijke KAJ (bestand KAJ) en de landelijke KWJ (bestand KWJ) waren met behulp van registratuurplannen uit respectievelijk 1963 en 1971 geordend. Bij de onderverdeling van de beschrijvingen van deze archieven in rubrieken is zoveel mogelijk rekening gehouden met deze oorspronkelijke registratuurplannen.
Bij het archief van de landelijke VKAJ (bestand VKAJ) zijn de beschrijvingen ondergebracht in een tiental hoofdrubrieken.
Gezien de veelheid van afzonderlijke archieven en archiefjes, alsmede vanwege hun (onderlinge) complexiteit, is ten behoeve van de toegankelijkheid besloten om de archivalia 'per werkgebied' (bisdom, district of coördinatiegebied) bij elkaar te brengen.
De archiefbeschrijvingen van de diocesane bonden van de KAJ en VKAJ zijn per bisdom geordend (bestanden KAJB en VKAB).
De archiefbeschrijvingen van de districten van de KWJ zijn ondergebracht in een rubriekenschema, gebaseerd op de districtsindeling van 1977, voorzien van enkele aanvullingen (bestand KWJD).
De archiefbeschrijvingen van de coördinatiegebieden van de KWJ zijn in zeven rubrieken ondergebracht (bestand KWJC).
De diverse bestanden zijn zo ingedeeld, dat toekomstige aanvullingen op genoemde archieven gemakkelijk toegevoegd kunnen worden.
Na inventarisatie kennen de archieven de volgende omvang (in strekkende meters):
Archieven van de KAJ:
-landelijke KAJ [deze webpagina] 21,25
-diocesane bonden van de KAJ (KAJB) 21,00
Archieven van de VKAJ:
-landelijke VKAJ 7,12
-diocesane bonden van de VKAJ (VKAB) 4,62
Archieven van de KWJ:
-landelijke KWJ 40,62
-districten van de KWJ (KWJD) 20,87
-coördinatiegebieden van de KWJ (KWJC) 1,62
Totaal: 117,35
Van de oorspronkelijke 259 strekkende meter is 141,53 meter vernietigd, afgescheiden of overgebracht naar de bibliotheek van het KDC en de Stichting Katholiek Leven in Beeld (KLiB; verbonden aan het KDC). Met name zeer veel dubbel materiaal - in ieder archief van een diocesane bond, een district of een coördinatiegebied waren vele (identieke) 'landelijke' stukken te vinden - kon vernietigd worden. Overzichten van afgescheiden en vernietigde archiefbestanddelen zijn in het KDC ter inzage. Ruimtewinst werd tevens geboekt door een meer efficiënte opberging. De archivalia werden voorzien van nieuwe omslagen en archiefdozen.
De inventarisatie van de archieven werd verricht door R.G.J. Spanings, onder begeleiding van M.L.M. van den Hombergh, projectleider, en drs. W.J.M. Dings, archivaris van het KDC.
Wegens de speciale plaats die de organisaties voor de vrouwelijke en mannelijke katholieke arbeidersjeugd hebben ingenomen in het grotere geheel van de KAB en later het NKV, en nog weer later de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), heeft het Katholiek Documentatie Centrum zich gewend tot de directie van Reaal Verzekering NV met het verzoek om een financiële ondersteuning ten behoeve van de ordening van deze archieven. Het heeft het KDC uitermate verheugd dat de directie van Reaal aan dit verzoek heeft willen voldoen, waardoor de inventarisatie van deze archieven met voorrang kon worden aangepakt. Hierdoor is een belangrijke bron voor de bestudering van de sociaal-culturele geschiedenis van Nederland voor nader onderzoek beschikbaar gekomen. Op deze plaats wil het KDC dan ook een speciaal woord van dank en erkentelijkheid vastleggen aan het adres van de Reaal-directie voor de ruimhartige ondersteuning van dit project.
Nijmegen, januari 1998
[1] Een beknopte geschiedenis tot 1944 is te vinden in: E. Blom, T. van der Velden en J. Cremers, Zien, oordelen, handelen. De voorgeschiedenis en ontwikkeling van de KWJ-beweging van werkende jongeren (Utrecht 1985), p. 4-7, en in: J. Peet, Het uur van de arbeidersjeugd. De Katholieke Arbeiders Jeugd, de Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd en de emancipatie van de werkende jongeren in Nederland, 1944-1969 (Nijmegen 1987), p. 32-50.
[2] J. Dankers, '"Van Adolf Kolpings trouwe zonen!". De St. Jozefs Gezellen Vereniging in Nederland. Van handwerkersvereniging tot jeugdorganisatie, 1868-1942', in: Jaarboek van het Katholiek Documentatie Centrum 16(1986), p. 11-51.
[3] De Sint Jozefgezellen had op dat moment 167 verenigingen met 11.000 leden.
[4] Een uitvoerige geschiedschrijving van de KAJ, VKAJ en KWJ tot 1969 geeft Peet, Het uur van de arbeidersjeugd. Een geschiedenis van De Jonge Werkman/KAJ in Maastricht geeft J. Egberts, Zelfwerkzaamheid als vormingsmethode voor werkende jongeren. Katholieke arbeidersjeugdbeweging in Maastricht 1930-1950, Utrecht/Groningen 1990.
[5] Frencken had zich ook voor de oorlog al met de vrouwelijke arbeidersjeugd bezig gehouden, vgl. P. Selten, 'De eucharistische kruistocht voor fabrieksmeisjes te Breda, 1924-1928', in: Jaarboek van het Katholiek Documentatie Centrum 5(1975), p. 24-38; F.J.J. Glorius, F.B.J. Frencken en de Katholieke Jeugd Vereeniging. De zorg voor meisjes met name in het bisdom Breda 1927-1940, Tilburg 1979.
[6] Vgl. H. Vossen, Mater Amabilis en Pater Fortis onder vuur. Van katholieke levensscholen naar vormingswerk 1947-1974, Amsterdam 1994.
[7] Voor een indruk van de situatie in de afdelingen in deze jaren zie: Momentopname van de KWJ-afdelingen in de distrikten Noord Nederland, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Utrecht (KWJ) 1969; 4 Jaar KWJ-distrikt Nijmegen. 1968, 1969, 1970, 1971, Nijmegen (KWJ) 1971.
[8] Herman Peters, 'De Jongerenbeweging, verbonden met de FNV'. Een onderzoek naar de onderhandelingen tussen KWJ en NVV-JC, resulterend in de oprichting van een nieuwe werkende jongerenorganisatie, Nijmegen 1989 (doctoraalscriptie).
[9] Blom e.a., Zien, oordelen, handelen, geven slechts een summiere geschiedenis; aan de fusiebesprekingen met het NVV-JC is alleen een onuitgegeven doctoraalscriptie gewijd (Peters, De Jongerenbeweging).
[10] Vgl. onder meer: Vossen, Mater Amabilis; Glorius, F.B.J. Frencken; Selten, 'De eucharistische kruistocht voor fabrieksmeisjes'; id., Het apostolaat der jeugd. Katholieke jeugdbewegingen in Nederland 1900-1941, Amersfoort 1991; Tussen jeugdzorg en jeugdemancipatie. Een halve eeuw jeugd en samenleving in de spiegel van het katholieke maandblad Dux 1927-1970, Baarn 1979; M.C.M. van den Heuvel, Van patronaat tot soos. Een studie naar de reproduktie van jeugdcultuur in een katholieke industriestad, Tilburg 1993.
[11] Selten, Apostolaat der jeugd, p. 9-24 aarzelt dan ook om te spreken van 'katholieke jeugdbeweging'.
[12] Peet, Het uur van de arbeidersjeugd, p. 409.
[13] Een aantal archieven werd niet 'meegenomen' in het KDC Ontsluitingsproject. De archieven van de KWJ-districten Hagoland, Nijmegen, Oostelijke Mijnstreek, Rijnmond, Tilburg en Zuidelijk Zuid-Limburg en de archieven van de KWJ-coördinatiegebieden Limburg, Noord-Brabant en Noord-Zuid-Holland zijn reeds in het verleden nader ontsloten op het niveau van een plaatsingslijst. Deze archieven zijn alle tevens in het KDC raadpleegbaar.
Literatuur van en over de Katholieke Arbeidersjeugd kunt u vinden in .
- KDC Leeszaal - KP nr.12 t/m 14: Basislijsten van de archieven van de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ) (1917) 1945-1965 (1982) en de Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd (VKAJ) (1939) 1955-1965 (1966) en hun rechtsopvolger de Katholieke Werkende Jongeren in Nederland (KWJ) (1958) 1965-1982 (1987) / R. G. J. Spanings, M. L. M. van den. Hombergh, 3 dl.,1998.
- KDC Leeszaal - SK nr.75: Het uur van de arbeidersjeugd : de Katholieke Arbeiders Jeugd, de Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd en de emancipatie van de werkende jongeren in Nederland 1944-1969 / Jan Peet, 1987.
KDC – Knipselcollectie
De knipselcollectie bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over de Kath. Arbeidersjeugd zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.
KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de . Door te zoeken op ‘Kath. Arbeidersjeugd’ vindt u het bedoelde materiaal.