‘Het is erg lastig om te onderzoeken waarom sommige mensen wel symptomen vertonen na een trauma en andere mensen niet’, legt De Voogd (nu werkzaam bij de Universiteit Leiden) uit. ‘Je moet er voor een goede meting eigenlijk bij zijn vóórdat mensen iets meemaken, maar je weet niet van tevoren óf iemand iets heftigs gaat meemaken.’ Daarom zetten de onderzoekers samen met de Nationale Politie een grootscheeps onderzoek op, genaamd ‘. Ze onderzochten politieagenten aan het begin van hun opleiding, voordat ze de straat op gingen: de kans is bij hen groter dan gemiddeld dat ze iets traumatisch meemaken in de jaren die volgen.
Geweer of telefoon
De politieagenten in opleiding moesten in een MRI-scanner een schiettaak doen. Ze kregen een avatar te zien in een parkeergarage, die eerst een hele tijd niks deed. De Voogd: ‘Op een gegeven moment trekt die avatar een geweer, of een mobiele telefoon. De deelnemers moesten snel reageren door de avatar neer te schieten, of niet.’ Als de deelnemer de foute beslissing nam en schoot terwijl de avatar een telefoon trok, kreeg diegene een elektrisch schokje op de vinger. ‘Er gebeurt van alles in de hersenen als een deelnemer die avatar al ziet, maar nog niks hoeft te doen. De deelnemer is zich dan al wel aan het voorbereiden om straks tot actie over te gaan.‘
Na zo’n 1,5 jaar werd de politieagenten in opleiding gevraagd wat ze hadden meegemaakt en of ze PTSS-symptomen ervoeren. ‘We zagen dat mensen die vóór een trauma bij het uitvoeren van de schiettaak een actievere amygdala hadden, na een trauma meer PTSS-symptomen ervoeren.’