Dit project onderzoekt of een (grond)wettelijke regulering van de vorm, organisatie en het functioneren van politieke partijen wenselijk is. In het huidige Nederlandse recht worden partijen nauwelijks gereguleerd. Dat komt voort uit de vrijheid van vereniging: iedereen zou in beginsel in staat moeten zijn een politieke partij op te richten, volgens zijn of haar eigen gedachtegoed.
Het gebrek aan regulering staat echter op gespannen voet met de politieke praktijk, want partijen spelen een cruciale rol in onze representatieve democratie. Partijbesturen hebben bijvoorbeeld veel invloed op de kandidatenlijsten en op het stemgedrag van onze volksvertegenwoordigers. Mag dat wel aan partijen worden overgelaten, nu hun ledental terugloopt? Moet de overheid zorgen dat partijfinanciering transparant verloopt? Mag de staat eisen dat partijen hun leden inspraak geven? En wat gebeurt er wanneer politieke partijen morrelen aan de rechtsstaat? De Nederlandse grondwet biedt momenteel weinig regels om in dergelijke situaties in te grijpen.
Nederland en Europa
Daar komt bij dat het Nederlandse recht afwijkt van veel andere West-Europese landen, waar (grond)wettelijke regulering van partijen al decennia lang in opmars is. De mate van regulering verschilt: in Engeland en Denemarken is er sprake van enige, beperkte regulering, in Duitsland en Spanje is deze meer uitgebreid vastgelegd. Laatstgenoemde landen hebben zelfs de mogelijkheid partijen op basis van de grondwet te verbieden.
Dit roept de vraag op of de Nederlandse wetgever deze internationale voorbeelden zou moeten volgen. Om die vraag te beantwoorden, analyseren de onderzoekers welke juridische status en welke functie politieke partijen zouden moeten hebben binnen het huidige constitutionele bestel.